Het afgelopen jaar hoor je steeds vaker de roep om te stoppen met het huidige stikstofdepositiebeleid en over te stappen op stikstofemissie beleid. Met dit opstel geeft het bestuur van de Stichting Stikstof Claim weer wat daarvan de gevolgen (kunnen) zijn.
Huidige beleid schreeuwt om oplossingen
De huidige, op depositiebeleid ingerichte wetgeving, kent veel onvolkomenheden en politiek, belangenbehartigers en wethandhavers lopen op allerlei punten vast in de uitvoerbaarheid van de regelgeving. De onzekere positie van PAS-melders en ‘interimmers’, maar ook de gevolgen voor andere maatschappelijke activiteiten als een simpel evenement in de buitenlucht op het platteland, worden ‘plots’ door overijverige ambtenaren en bange bestuurders (wethouders/gedeputeerden) tegen gehouden.
De roep om een alternatief is dan ook te verwachten want de huidige minister van Natuur en Stikstof is niet in staat om een perspectief te schetsen dat er op afzienbare tijd acceptabele oplossingen komen voor de huidige knelpunten. Sterker nog, er komen steeds meer aanvullende beperkingen die oplossingen verder vertragen of zelfs onmogelijk lijken te maken. En ja, de minister lacht er ook nog bij.
Ligt de oplossing in emissiebeleid? Nee!
Maar is de roep om stikstofemissie beleid dan “The Silver Bullit” waardoor we alle ellende achter ons kunnen laten? Volgens Stikstofclaim is dat zeer zeker niet het geval. Sterker nog, deze zogenaamde oplossing is erger dan de kwaal. We zetten hieronder de argumenten op een rij.
Bij depositiebeleid huidige vergunningen behoorlijk rechtszeker
De bedrijven die momenteel over een NB-vergunning beschikken, hebben bij het huidige beleid een nagenoeg niet aan te tasten rechtszekerheid. Helemaal sinds het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (UvA), waarbij de emissie van een bedrijf tot op vrij geringe afstand, ongeveer 300 tot max. 500 meter, is te herleiden tot dat bedrijf. Hierdoor is de mogelijkheid voor de Staat of een lagere overheid om een bedrijf te onteigenen, met als reden de stikstofdepositie op natuur, wetenschappelijk/juridisch nagenoeg onmogelijk geworden. Immers er is maar een beperkt aantal bedrijven dat binnen 500 meter van een stikstofgevoelig hexagoon liggen.
Toekomst PAS-melders en interimmers
PAS-melders zitten momenteel in onzekerheid omdat hun PAS-melding rechteloos is geworden op 29 mei 2019. Echter, in de huidige WSN staat (dankzij Roelof Bisschop/Hans Maljaars SGP) dat de overheid wettelijk verplicht is de PAS-melders 3 jaar na intreding van de WSN te legaliseren. Van die 3 jaar zijn inmiddels 21 maanden verstreken. Over 15 maanden zijn de PAS-melders óf gelegaliseerd óf ze kunnen met succes een beroep doen op handhaving van de wet en de overheid via de rechter dwingen te legaliseren. Echter, eerder al zijn hiervoor oplossingen binnen de huidige wet.
De interimmers lijken nu buiten de boot te vallen maar ook hiervoor zijn oplossingen binnen de huidige wet. De oplossingen worden beschreven aan het einde van dit betoog/opstel.
Emissiebeleid zeer risicovol
Bij de overstap naar emissiebeleid komt er een nieuw referentiepunt. Los van de vraag of je de huidige vergunningen juridisch kunt intrekken en inruilen voor een emissiereferentie, komt meteen de vraag: Wat is het referentiepunt? Is dat de huidige vergunning mét latente ruimte of de huidige vergunning zonder latente ruimte? Zijn het de gerealiseerde dierplaatsen die de referentie bepalen of is het gemiddelde aantal gehouden dieren geregistreerd bij RVO de laatste 3 jaar?
De politiek kan ervoor kiezen om bij de overstap naar emissiebeleid, bij aanvang een generieke korting toe te passen voor alle bedrijven. Onze inschatting is dat de politiek die kans niet laat lopen. Een dergelijke korting kan 10% tot 12% bedragen. Momenteel is er behoudens de varkensrechten en fosfaatwetgeving geen ander instrument waarmee de politiek tot een generieke korting kan besluiten. Uitzondering daarop is een convenant met sectorpartijen waarbij landbouworganisaties zelf hun achterban een stukje de afgrond inschuiven.
Ook kan de politiek ervoor kiezen de rechten voor een beperkte periode uit te geven en na bijvoorbeeld 10 jaar deze in te trekken, te herzien of aan nieuwe voorwaarden te laten voldoen (zoals in België).
Realtime emissie metingen onnauwkeurig
Emissie van stikstof meten, zelfs realtime meten, zien we hier en daar verschijnen als aangedragen oplossing. Ammoniakemissies zijn met enige inzet en kosten meetbaar in stallen, waar alle lucht centraal binnenkomt, via een debietmeter met ammoniakconcentratie meting gaat, en vervolgens de stal centraal verlaat via 1 of 2 buizen met daarin ook debietmeters die de kuubs verplaatste lucht meten, inclusief de ammoniakconcentraties.
Juridisch houdbaar zijn deze oplossingen echter nog niet gebleken. In open ligboxenstallen en stallen voor pluimvee en varkens met uitloop zijn emissiemetingen niet nauwkeurig te doen, behoudens daar waar zich binnen 300 meter geen andere stallen bevinden die de metingen kunnen beïnvloeden. Verder zijn er dan nog steeds grote onnauwkeurigheden in de metingen tussen de 30% en 60% en dus niet houdbaar bij de rechter.
Ook het berekenen van stikstofemissies per bedrijf kent de nodige onnauwkeurigheden waardoor de juridische houdbaarheid onzeker is.
Verdrag van Aarhus biedt handvatten voor Mobilisation
Het grootste risico bij de invoering van emissiebeleid en dus het uitgeven van stikstofemissierechten ligt in het Verdrag van Aarhus. Volgens dat verdrag moet iedere burger van een lidstaat de mogelijkheid worden gegeven een zienswijze in te dienen bij projecten waarbij het milieu in het geding is. Reken maar dat Mobilisation van Johan Vollenbroek met of zonder medewerking van Volkert van der Graaf en een koppel links georiënteerde vrienden zich zal voorbereiden om voor alle veehouderijbedrijven een veelheid aan zienswijzen te gaan organiseren.
Europa kijkt mee
De huidige WSN en het beleid inzake uitvoering van de Habitatrichtlijn is voorgelegd en goedgekeurd in Brussel. Een nieuwe beleidsrichting zal niet binnen heel korte tijd goedkeuring van Brussel krijgen. Daar gaat al snel een jaar of anderhalf over heen.
Overstap kan jaren kosten
Dan is er nog een vrij funest bezwaar tegen de overstap van depositie naar emissie beleid en dat is tijd. Bij het huidige depositiebeleid is, zonder al te veel tijdrovende procedures, vrij snel tot positieve aanpassingen te komen omdat we vanwege de vele juridische procedures de afgelopen negen jaar vrij aardig weten aan welke knoppen we dienen te draaien. Overstappen op emissiebeleid vraagt qua uitwerking en invulling in Nederlandse regelgeving op provinciaal en gemeentelijk niveau minimaal 2 jaar.
Als de overstap wordt gemaakt van stikstofdepositiebeleid naar stikstofemissiebeleid is de wetgeving en de uitvoering pas echt hard als deze tot de hoogste rechter doormiddel van concrete rechtszaken is beproefd. Dus de onzekerheid voor ondernemingen of ze wel of niet over een harde vergunning beschikken bij emissiebeleid gaat vele jaren duren, met tientallen uitspraken van de rechter. Jaren die we inmiddels bij het huidige stikstofdepositiebeleid achter de rug hebben en waarbij bijvoorbeeld de uitspraak over het Porthos-project weer mogelijkheden heeft gebracht, ook voor andere bedrijven.
Emissiebeleid is zeer risicovol
Overstappen naar stikstofemissie beleid is dus geen risicoloze quickwin maar eerder een zeer risicovolle big loss. Bovenstaande overwegingen zijn voor Stichting Stikstof Claim redenen om de omissie in de huidige wetgeving te duiden en daarvoor constructieve en juridisch houdbare oplossingen aan te dragen die op redelijk korte termijn (binnen een jaar) realiseerbaar zijn.
Wat is wel een oplossing? Meten of een project tot verslechtering kan leiden
De huidige rechtspraak borduurt voort op het Europees bepaalde voorzorgsbeginsel. De rechter, tot aan de Raad van State aan toe, doet vaak de uitspraak dat niet met zekerheid is vast te stellen dat de natuur geen schade van een project zal ondervinden. Om dat te ondervangen zal je om te beginnen dus moeten weten wat de situatie in de natuur is.
Wat is de toestand van de habitatten, wat is de mate van stikstofdepositie op die natuur en hoe zien de bodemanalysen van die gebieden er uit. Pas als je dat weet kun je beoordelen of 0,005 mol wel een significante bijdrage aan verslechtering gaat brengen of niet.
Dus er moet weer worden gemeten in de natuurbodems iets wat tot 2011 ook gebeurde in het Trendmeetnet verzuring van het RIVM. Dit kan relatief eenvoudig op de meeste van de toenmalige meetlocaties worden hervat en binnen een jaar heb je de eerste gegevens beschikbaar en kun je zien of er de afgelopen 12 jaar een verbetering of verslechtering heeft plaatsgevonden. Met die gegevens in de hand kun je hard maken of stikstofdepositie tot significante verslechtering gaat leiden en of de berekende depositie heeft kunnen leiden tot te hoge bodemvoorraden stikstof.
De ons tot nu toe bekende onderzoeken door Stichting Agrifacts (Staf) en Agrio media laten zien dat dit op de Veluwe niet het geval is.
De eerdere gegevens uit het Trendmeetnet verzuring tot 2011 geven ook geen aanleiding tot verontrusting. Naast bodemanalysen en het bemonsteren van het bovenste grondwater zal, hoe lastig het ook zal zijn, moeten worden overgegaan tot het meten van natte en droge depositie in natuurgebieden. Daarbij is herkomsttypering van die stikstofdepositie ook van belang. Immers, pas na echt depositiemeten in combinatie met bodemanalysen is een redelijke onderbouwing te geven of er ruimte is voor stikstofdepositie van een eventuele nieuwe activiteit.
Het recente UvA- onderzoek heeft laten zien dat stikstof vanaf een veehouderij na 500 meter niet meer meetbaar is te relateren aan die veehouderij. Stikstofdepositie in de natuur is dus maar heel beperkt te relateren aan individuele bedrijven en piekbelasters zijn nauwelijks aanwijsbaar. Onteigening op basis van stikstofdepositie op de natuur is nauwelijks mogelijk. Na het UvA-onderzoek is dat wetenschappelijk en juridisch niet meer hard te maken.
Kritische Depositiewaarde stikstof
De Kritische Depositiewaarden (KDW’s) worden gezien als de uiterste grens van welke stikstofdepositie nog toelaatbaar is op habitattypen. De KDW’s kennen een uitermate summiere onderbouwing die als enige drukfactor worden gehanteerd als beoordeling of het goed of slecht kan gaan met de natuur. Stikstof zal vast een drukfactor zijn voor stikstofgevoelige habitats. Echter, er zijn meer drukfactoren zoals verdroging, recreatie en slecht of onjuist beheer welke van invloed zijn op de toestand van de natuur.
In Nederland wordt de toestand van de natuur geheel opgehangen aan het wel of niet overschrijden van de KDW en niet naar de daadwerkelijke toestand van de natuur. Gelukkig hebben een aantal politieke partijen ook in hun programma staan dat de KDW niet de enige drukfactor is en dat er breder moet worden gekeken naar de natuur dan stikstof alleen.
Rekenmodel Aerius aanpassen…
Aerius is het rekeninstrument dat momenteel door de overheid als wettelijk instrument moet worden toegepast. Aerius kent geen validering met depositiemetingen en kalibratie is volgens de Rivm website niet mogelijk. Toch zijn er binnen Aerius (met blijvende onnauwkeurigheden) mogelijkheden om stikstofdepositie minder te overschatten dan nu het geval is. Het onderzoek van de UvA heeft hiervoor ook gegevens aangedragen.
De veldemissie van ammoniak was in het 3-jarig onderzoek van UvA op twee bedrijven ongeveer 20 tot 30 kg lager dan nu in de rekenmodellen zit. Let wel, dit is het meest langdurige en uitgebreide onderzoek dat de afgelopen 40 jaar is uitgevoerd en er is wereldwijd geen ander zo uitgebreid en langdurig onderzoek gedaan. Ook de droge depositie was op de bedrijven met een factor 2 tot 5 lager dan nu in de modellen zit. Daarnaast zit in de huidige modellen dat 80% van de ammoniak uit stallen naar de hogere luchtlagen gaat en 20% tot depositie in de nabije omgeving leidt. Het 3-jarig UvA onderzoek stelt dat 91% van de emissie naar de hogere luchtlagen gaat en 9% van de emissie in de nabije omgeving van een stal tot depositie komt. Dat is een halvering en dan ook een zeer significante reden tot aanpassing van de modelwaarden.
Bovenstaande kan het RIVM allemaal voorleggen aan het ministerie en zonder zelfs betrokkenheid van de Tweede Kamer kunnen deze aanpassingen worden gedaan. Het is een kwestie van willen.
… of Aerius inruilen voor Euros-Lotos
Een andere mogelijkheid is om Aerius in te ruilen voor Euros Lotos. Het RIVM wil graag af van Aerius als instrument voor vergunningverlening. TNO heeft Euros-Lotos beschikbaar en dat draait al in Duitsland. Sterker nog, voor een aantal Nederlandse vergunningen met mogelijk grensoverschrijdende stikstofdepositie wordt nu al een Euros Lotos-berekening gemaakt voor het Duitse deel.
Om Euros-Lotos te gaan gebruiken zal LNV een aanpassing in de WSN moeten voorleggen aan de Tweede Kamer. Dat zou binnen een half jaar na de komst van een nieuwe minister moeten kunnen.
PAS-melders zijn te legaliseren
Zijn de PAS-melders te legaliseren? Ja, dat kan. Legalisatie van de PAS-melders gaat niet leiden tot extra stikstofemissie. De huidige dieraantallen van de PAS-melders en interimmers zitten al in de huidige NEMA emissiecijfers en dus ook in Aerius. Legalisatie moet dan ook mogelijk zijn zonder aankoop van ammoniak.
In de Porthos-zaak heeft het ministerie van Economische Zaken een goede, uitgebreide argumentatie opgesteld waarom die activiteit van een vergunning kan worden voorzien. Dit zouden PAS-melders, in theorie, ook kunnen doen. Helaas kost dit een vermogen aan adviseurskosten.
Mochten de Raad van State en de overheid van mening blijven dat voor PAS-melders ammoniakrechten moeten worden aangekocht, dan is het mogelijk om, door een vrijwillige opkoopregeling voor latente ruimte (stal wel vergund, nog niet gebouwd) in werking te stellen, ammoniak rechten te verwerven.
Pasmelders kunnen ook zelf ammoniakrechten kopen en deze declareren bij het LNV schadeloket.
Conclusie
Al met al voldoende mogelijkheden om de onvolkomenheden binnen de huidige stikstofwetgeving op redelijk korte termijn te herstellen en juridisch houdbare vergunningen te verlenen en te behouden. Het is niet een kwestie van kúnnen, maar wíllen landelijke en lagere overheden wel of geen oplossing.
Overstappen van stikstofdepositie beleid naar emissiebeleid is geen quick win maar heeft alles in zich om uit draaien op een big loss!